De vraagtekens van de Raad van State

De Afdeling Advisering van de Raad van State onderschrijft dat steunverlening aan de Caribische landen wordt gekoppeld aan een hervormingsprogramma om de economieën en de overheidsfinanciën van de landen gezond te maken. Maar er zijn ook vragen, zoals over de ‘verenigbaarheid met de in het Statuut neergelegde staatkundige structuur waarin autonomie en eigen verantwoordelijkheid belangrijke uitgangspunten zijn’.

Begin maart van dit jaar bracht de Raad van State van het Koninkrijk advies uit over de rijkswet ter oprichting van het Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (COHO). Doel is om in Aruba, Curaçao en Sint Maarten te bevorderen dat hervormingen van bestuurlijke aard worden doorgevoerd, duurzaam houdbare overheidsfinanciën worden gerealiseerd en de weerbaarheid van de economie wordt versterkt, met inbegrip van de rechtsstatelijke inbedding daarvan.

De Raad van State heeft twijfels over de opzet van het voorstel. Het wordt ‘niet raadzaam geacht’ het gebrek aan implementatiekracht van de landen op te vangen door het COHO (mede)verantwoordelijk te maken voor de opstelling en uitvoering van plannen van aanpak. ‘Daarmee wordt de implementatiekracht van de landen niet versterkt, hun eigen verantwoordelijkheid en eigenaarschap aangetast en wordt de afbouw van de regeling bemoeilijkt’. De Raad betwijfelt ook of met de thans gekozen opzet redelijkerwijs verwacht mag worden dat een hervormingsprogramma op de korte en lange termijn tot succesvolle resultaten zal leiden. ‘Mede hierdoor rijzen vragen over de verenigbaarheid met de onder meer in het Statuut neergelegde staatkundige structuur van het Koninkrijk, waarin de autonomie en eigen verantwoordelijkheid van de landen belangrijke uitgangspunten zijn’.

De Afdeling Advisering oordeelt dat het voorstel van Rijkswet ‘tekortschiet’. Zij concludeert dat ‘het wetsvoorstel moet worden heroverwogen en adviseert het voorstel niet in te dienen bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten, tenzij het is aangepast’ Evenwichtige aanpak vergt flexibiliteit De Raad van State noemt het wel ‘grote winst’ dat met het voorstel de drie doelen (hervormingen van bestuurlijke aard, duurzame overheidsfinanciën en versterking van de weerbaarheid van de economie) in samenhang worden nagestreefd. Tegelijkertijd moet worden onderkend dat deze doelen met elkaar op gespannen voet kunnen staan en elkaar (tijdelijk) kunnen frustreren. ‘Zo kan versterking van de economische weerbaarheid en het doorvoeren van hervormingen, zeker op de kortere termijn, tot spanning leiden met de doelstelling om te komen tot duurzame en houdbare overheidsfinanciën. Maatvoering en afstemming zijn daarom nodig om tot een evenwichtige aanpak te komen. Dit vergt flexibiliteit’.

Aruba, Curaçao en Sint Maarten ontvangen sinds april 2020 financiële steun om de gevolgen van de Covid-19 pandemie te beperken. De steun is in delen aan de landen verstrekt. Sinds mei 2020 worden voorwaarden aan de steun gekoppeld, die tot doel hebben de financieel-economische weerbaarheid van de landen te vergroten. De Rijksministerraad heeft onder meer als voorwaarde gesteld dat de landen instemmen met de Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (COHO). De Raad van State betrekt in zijn oordeel ook de ‘grote mate van regie’ door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. ‘Hierdoor wordt het probleem-eigenaarschap van de landen nog verder beperkt. Door de overlap van bevoegdheden tussen onder andere het COHO en de landsbesturen, maar ook tussen het COHO en het College (Aruba) financieel toezicht, kan onduidelijkheid ontstaan over wie waarvoor verantwoordelijk is’. Tot slot wijst de Raad erop dat de afbouw van de rol van het COHO in de landen door de gekozen aanpak wordt bemoeilijkt. ‘Omdat het COHO zoveel taken overneemt, ligt het niet voor de hand dat de landen op een gegeven moment op eigen kracht de hervormingen kunnen doorzetten’.