Het blijft stinken rondom de incinerator te parkietenbos

Dat incinerators te Parkietenbos de schone oplossing zijn voor de afvalverwerking van Aruba is de eerste leugen waar de overheid op aan te spreken is. De poepgeur van de aangevoerde “sludge” uit Bubali, de giftige stank uit de schoorsteen en het illegaal verbranden van medisch afval in de huidige incinerator getuigen hiervan.

Maar niet alleen het gebruik van incinerators roept vragen op -er zijn vele wetenschappelijke publicaties die stellen dat incinerators absoluut niet de oplossing zijn voor afvalverwerking- , ook het hele bestuurlijke besluitvormingsproces inzake het gebruiken van incinerators roept heel veel vragen op. Vanaf het begin al ruikt dit proces naar corruptie en omkoping.

Reeds ten tijde van het vorige kabinet in 2018 heb ik aandacht gevraagd voor de situatie rondom Parkietenbos, zowel bij het Parlement, de overheid alsook de Tweede Kamer. Ik heb destijds het hele proces van aanschaf van een kleine incinerator en de praktijken van ex minister Otmar Oduber rondom de aanschaf ervan aan de kaak gesteld. In 2019 heb ik het nodig geacht om aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie over deze vermeende illegale handelingen, doch tot op heden heeft het OM nog niets concreets gedaan met mijn aangifte. Terwijl er toch meer dan voldoende bewijzen zijn die aantonen dat het rondom de incinerator letterlijk en figuurlijk stinkt.

De overheid verbouwt met belastinggeld een loods en plaatst daarin de voor Af. 1.8 miljoen belastinggeld aangekochte incinerator. Ik benoem niet eens de kosten van de later nog aangeschafte Automatic Sludge Dryer and Feeder en het Continous Emission Monitoring (CEM) systeem. Op basis van de huidige RO/ROPV wetgeving mag die incinerator daar niet eens staan en dient deze gesloten en verwijderd te worden. De overheid weet dat drommels goed maar doet alsof zijn neus bloedt. Vervolgens geeft de overheid de directeur van DOW een hindervergunning voor deze incinerator, terwijl ook weer op basis van de wet alleen Serlimar afval mag verwijderen en verwerken. Die hindervergunning had nooit gegeven mogen worden. Bovendien voldoet die hindervergunning helemaal niet aan de minimale voorwaarden waaraan een dergelijke vergunning moet voldoen. Naar ik heb begrepen wordt dit op dit wordt moment aangevochten bij de LAR rechter, waarbij nu al uit het procesverloop te zien is dat de overheid gewoon lak heeft aan wettelijke kaders en niet eens ingaat op bezwaren die gemaakt zijn en ook bij de LAR-rechter niet eens verweer voert. Het ziet ernaar uit dat de overheid alle juridische kunstjes uit de kast trekt om procedures zo lang mogelijk te rekken.

Het opereren van de inicinerator doet ook DOW of Serlimar niet zelf, maar wordt deze onderhands uitbesteed aan het bedrijf Caribbean Trucking Company (CTC). De directeur van de DOW praat deze onderhandse toekenning goed met de woorden dat er geen ander bedrijf op het eiland aanwezig is om de incinerator te opereren. Hetgeen een flauwekul smoes is omdat de incinerator full automatisch is (on/off-operation) en het bedrijf zelf aangeeft hoe eenvoudig deze te opereren is. Een vijftal personeelsleden van CTC hebben een eenmalige “certificate of training” gekregen in 2019. Dat had net zo goed personeel van Serlimar kunnen zijn geweest. CTC heeft al eerder een contract met de overheid gehad voor de verwerking van afval maar daar zo’n enorme puinzooi van gemaakt dat zij ermee moesten stoppen en Ecogas/Ecotech het over heeft moeten doen. Nimmer is CTC hierop aangesproken en het betaalde belastinggeld is nimmer teruggevorderd wegens wanprestatie.

En dan krijgen ze nu weer een lucratief contract van vijf jaar voor het totaal bedrag van Af 7.5 miljoen. Een toezegging overigens die net vóór de verkiezingen van vorig jarig werd gedaan aan CTC en nu middels wetgeving wordt geformaliseerd.

Het contract heeft een boetebeding waarin staat dat als het tussentijds wordt opgezegd, het totale bedrag toch moet worden uitbetaald. Ook staat in het contract dat CTC nergens voor aansprakelijk kan worden geacht voor welke schade dan ook naar aanleiding van haar operatie. De juristen van het land zijn bestuurlijk ongetwijfeld “overruled” toen ze hierop gewezen hebben.

CTC hoeft verder niets te investeren dan alleen het plaatsen van enkele werknemers. Onderhoud wordt door het Land betaald. Zelfs de diesel om de incinerator te laten draaien betaalt de belastingbetaler en met de huidig hoge olieprijzen is dit inmiddels al gegroeid naar een bedrag van Af. 50.000 per maand.

Tenslotte, hetgeen CTC doet wordt niet gedekt door haar statutaire doelstellingen, waar staat dat ze handelen in auto-onderdelen en accessoires. Dit betekent dat naast de gesloten incinerator overeenkomst,  zowel de aanschaf van de incinerator als de toekenning voor de verwerking van afval op de Sero Teishi, die geheel buiten de doelomschrijving vallen, achteraf vernietigbaar zijn.  

Recentelijk was er een openbare Statenvergadering bijeen geroepen door de oppositiepartijen om over de incinerator plannen van de overheid te debatteren. In een gesloten vergadering vooraf kregen de parlementariërs eerst een presentatie van DOW en mochten zij de diverse documenten inzien. De antwoorden van de verantwoordelijke minister Arends bevredigden totaal niet. Na de tweede vragenronde werd de vergadering voor onbepaalde tijd geschorst zonder dat de minister daarop antwoord gaf. Hoe nu verder? Ik wacht nog steeds vol goede hoop af op een strafrechtelijk onderzoek door het OM. Ik ben ervan overtuigd dat de gunning van niet alleen de aanschaf, maar ook die van de operatie van de incinerator niet conform de regels is gegaan en dat mogelijk steekpenningen zijn gegeven. Dat is de taak van het OM om te onderzoeken. Echter, het duurt nu al te lang en begint mijn geduld op te raken. Een klacht bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie tegen het OM ex. artikel 15 Strafvordering zit eraan te komen.